ECLI:NL:HR:2009:BK3062

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05204
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen intrekking bijstandsuitkering en bewijsrechtelijke oordelen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die op 28 oktober 2008 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bevestigd. Dit besluit, genomen op 3 januari 2007, hield in dat de aan belanghebbende toegekende bijstandsuitkering op grond van de Algemene bijstandswet (ABW) en de Wet werk en bijstand (WWB) met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002 werd ingetrokken. Het College verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna de Rechtbank te Amsterdam het beroep tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij de Centrale Raad, die de eerdere uitspraak bevestigde.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 november 2009 geoordeeld dat de middelen van belanghebbende falen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen die zich richten tegen de oordelen van de Centrale Raad over de rechtmatigheid van de bewijsgaring en de verdeling van de bewijslast niet kunnen leiden tot cassatie, omdat deze niet voldoen aan de vereisten van artikel 139a, lid 1, van de ABW en artikel 80, lid 1, van de WWB. De Hoge Raad benadrukt dat de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren, met vermelding van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 08/05204
13 november 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 oktober 2008, nr. 07/6535 WWB, betreffende een besluit ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 3 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) de aan belanghebbende toegekende bijstandsuitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (hiena: ABW) en de WWB met ingang van 1 januari 2002 ingetrokken.
Het College heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 07/2301 WWB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De middelen falen voor zover zij zich richten tegen oordelen van de Centrale Raad over de rechtmatigheid van de bewijsgaring, de verdeling van de bewijslast en de mate waarin belanghebbende gelegenheid heeft gekregen bewijs te leveren. De middelen klagen in zoverre namelijk niet over schending of verkeerde toepassing van bepalingen genoemd in artikel 139a, lid 1, van de ABW en - thans - artikel 80, lid 1, van de WWB, waartegen beroep in cassatie openstaat.
3.2. De middelen falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.