ECLI:NL:HR:2009:BI5668

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12739
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en niet-tenlastegelegde feiten in relatie tot jeugdhulpverlening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1946 en wonende te Bergen op Zoom, was in hoger beroep veroordeeld voor het bedreigen van een slachtoffer met de dood. De verdachte had in oktober 2006 de woorden toegevoegd: 'Ik kan zo een pistool regelen en schiet je door je hart'. De verdediging stelde dat het Hof bij de strafmotivering ten onrechte had betrokken dat de verdachte ook een getuige had bedreigd, terwijl dit feit niet tenlastegelegd was en door de verdachte werd ontkend. De Hoge Raad oordeelde dat het middel berustte op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Het Hof had de bedreiging van de getuige niet als een afzonderlijk feit betrokken, maar als een context voor de bewezenverklaring van het feit dat de verdachte wel ten laste was gelegd. De Hoge Raad concludeerde dat de strafmotivering van het Hof voldoende was onderbouwd en dat de omstandigheden waaronder de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bewezenverklaarde feit in aanmerking waren genomen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de ernst van de bedreigingen en de impact op de jeugdhulpverlening zwaar wogen in de strafmotivering.

Uitspraak

22 september 2009
Strafkamer
nr. S 07/12739
LF/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2007, nummer 20/000368-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt er onder meer over dat het Hof bij de strafmotivering ook heeft betrokken dat de verdachte een ander heeft bedreigd terwijl dat feit niet aan de verdachte is tenlastegelegd en door de verdachte wordt ontkend.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 25 oktober 2006 te Bergen op Zoom, [het slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Ik kan zo een pistool regelen en schiet je door je hart"."
2.3.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de Voorzitter mondeling de korte inhoud meedeelt van alle in het arrest in de onderhavige zaak genoemde stukken.
2.3.2. Bij de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs heeft het Hof onder meer overwogen:
"Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1], eveneens medewerkster van voornoemd opvangcentrum, dat:
- zij van [het slachtoffer] heeft gehoord dat hij bedreigd was door de verdachte;
- zij zelf in september 2006 door de verdachte telefonisch is bedreigd met de dood, nadat zij hem niet had toegestaan met zijn dochter te spreken; verdachte heeft haar toen gezegd dat hij haar dood zou schieten."
2.4. De strafmotivering houdt onder meer in:
"In verband met de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op: (...)
- de omstandigheid dat de verdachte door zijn dreigementen heeft getracht de jeugdhulpverlening onder druk te zetten om anders te handelen dan zij in het belang van verdachtes dochter dienstig achtte."
2.5. Het middel gaat ervan uit dat het Hof in de hiervoor onder 2.4 weergegeven overweging het - niet tenlastegelegde - feit heeft betrokken dat de verdachte de getuige Gijzen in september 2006 met de dood heeft bedreigd. Het middel berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Tegen de achtergrond van het verhandelde ter terechtzitting, meer in het bijzonder van de aldaar door de verdachte afgelegde verklaring, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11, doelt het Hof met de aangevallen overweging kennelijk op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit is gepleegd in het verband van verdachtes conflictueuze relatie met de jeugdhulpverlening, met wier handelwijze hij het niet eens was. De desbetreffende overweging is daarom een nadere uitwerking van de door het Hof in aanmerking genomen en uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gebleken omstandigheden waaronder de verdachte zich aan het bewezenverklaarde heeft schuldig gemaakt. In zoverre faalt het middel.
2.6. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.A. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 22 september 2009.