ECLI:NL:HR:2009:BH2958

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04310
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de bewindvoerder in cassatie tegen beëindiging schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de bewindvoerder, mr. C.H.J. van der Maas, in zijn cassatieberoep tegen de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, aangeduid als [betrokkene 1]. De rechtbank Groningen had op 2 oktober 2007 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. Van der Maas benoemd tot bewindvoerder. Op 18 juli 2008 heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling beëindigd, met de bepaling dat de schuldenaar in staat van faillissement verkeert zodra de uitspraak onherroepelijk is geworden. De bewindvoerder heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 2 oktober 2008 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, maar de beslissing over het faillissement heeft vernietigd.

De bewindvoerder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de bewindvoerder in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 april 2009 geoordeeld dat de bewindvoerder niet ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat noch artikel 351 van de Faillissementswet, noch enige andere bepaling de bewindvoerder het recht geeft om cassatie in te stellen tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat artikel 426 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is, omdat artikel 360 van de Faillissementswet bepaalt dat tegen de beslissingen van de rechter in deze titel geen hogere voorziening openstaat, behoudens de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet.

De Hoge Raad heeft de bewindvoerder derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

17 april 2009
Eerste Kamer
08/04310
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
mr. Cornelis Hendrik Johannes VAN DER MAAS, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Haren,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als de bewindvoerder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 2 oktober 2007 heeft de rechtbank Groningen ten aanzien van [betrokkene 1] (hierna: de schuldenaar) de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en daarbij mr. C.H.J. van der Maas tot bewindvoerder benoemd.
De rechter-commissaris heeft, naar aanleiding van een tweede verslag van de bewindvoerder, de rechtbank voorgedragen de schuldsaneringsregeling (tussentijds) te beëindigen.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 juli 2008 de schuldsaneringsregeling beëindigd en daarbij verstaan dat, zodra de uitspraak onherroepelijk zal zijn geworden, de schuldenaar in staat van faillissement verkeert. De rechtbank heeft voorts een rechter-commissaris benoemd en de bewindvoerder aangesteld tot curator in het faillissement.
Tegen dit vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 2 oktober 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd voor zover daarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd, en dat vonnis vernietigd voor zover daarbij is verstaan dat de schuldenaar, zodra de uitspraak in kracht van gewijzigde is gegaan, in staat van faillissement verkeert en een rechter-commissaris is benoemd en een curator aangesteld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de bewindvoerder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de bewindvoerder in zijn cassatieberoep.
De advocaat van de bewindvoerder heeft bij brief van 26 februari 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het vonnis van de rechtbank is een vonnis als bedoeld in art. 350 F. Ingevolge art. 351 lid 1 heeft van een dergelijk vonnis, in geval van beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de schuldenaar recht van hoger beroep. Ingevolge lid 5 kan de bij het in hoger beroep uitgesproken arrest van het gerechtshof in het ongelijk gestelde partij in cassatie komen. Deze bepalingen maken deel uit van titel III van de Faillissementswet. Ingevolge art. 360 F. staat tegen de beslissingen van de rechter, ingevolge de bepalingen van die titel gegeven, geen hogere voorziening open, behalve in de gevallen, waarin het tegendeel is bepaald, en behoudens de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet.
Waar noch art. 351 noch enige andere bepaling aan de bewindvoerder het recht toekent om beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest van het hof, kan de bewindvoerder niet in zijn beroep worden ontvangen. Anders dan de bewindvoerder betoogt, kan hij aan art. 426 Rv. geen recht op het instellen van cassatieberoep ontlenen, nu uit art. 360 F. volgt dat die bepaling te dezen toepassing mist.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de bewindvoerder niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 17 april 2009.