ECLI:NL:HR:2009:BH1436
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van verkrachting en meerdaadse samenloop in strafrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van verkrachting, gepleegd in de periode van 1 juni 2001 tot en met 1 december 2001. De bewezenverklaring betrof een incident dat plaatsvond begin november 2001, waarbij de verdachte het slachtoffer op meerdere manieren seksueel binnendrong. De Hoge Raad oordeelde dat de samenhang tussen de handelingen van de verdachte en de dwang die het slachtoffer ondervond, niet kon worden gekwalificeerd als meermalen 'gedwongen' in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had ten onrechte aangenomen dat er sprake was van meerdaadse samenloop. De Hoge Raad concludeerde dat, op basis van de conclusie van de Advocaat-Generaal, het Hof bij een juiste kwalificatie niet tot een andere strafoplegging zou zijn gekomen. Daarom volstond de Hoge Raad met een verbetering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit naar 'verkrachting' en verminderde de opgelegde gevangenisstraf naar elf maanden en een week.
De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige kwalificatie van feiten in strafzaken, vooral in gevallen van seksuele misdrijven. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de kwalificatie en de hoogte van de opgelegde straf. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de eenheid van rechtspraak in Nederland, vooral met betrekking tot de interpretatie van dwingende handelingen in seksuele delicten.