ECLI:NL:HR:2009:BF7311
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Hoorprocedure en beroep in cassatie inzake WOZ-waarde onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z voor het jaar 2005. Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de beschikking gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep op 20 september 2006 niet-ontvankelijk, waarop belanghebbende verzet aantekende. De Rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat de heffingsambtenaar belanghebbende in een brief van 29 december 2005 had geïnformeerd over de mogelijkheid van een hoorgesprek, maar dat belanghebbende niet tijdig had gereageerd. De heffingsambtenaar had in zijn uitspraak van 20 januari 2006 aangegeven dat belanghebbende niet had aangegeven gehoord te willen worden, en dat hij daarom van een hoorzitting was afgezien. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende redelijkerwijs niet kon worden gevergd om beroep in te stellen voordat de hoorzitting had plaatsgevonden, maar dat hij zijn beroepschrift te laat had ingediend na de hoorzitting op 28 maart 2006.
De Hoge Raad concludeert dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was. De mededelingen van de heffingsambtenaar waren voldoende duidelijk en belanghebbende had de termijn voor het indienen van beroep overschreden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.