ECLI:NL:HR:2008:BG5075

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04500
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake voortzetting inbewaringstelling op verzoek van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2008 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van een betrokkene tegen een beschikking van de rechtbank. De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage had op 23 oktober 2008 een verzoek ingediend voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat en de behandelend psychiater, op 27 oktober 2008 gehoord. De kinderrechter gaf de betrokkene de gelegenheid om voor 28 oktober 10:00 uur een verklaring te overleggen van een niet bij de behandeling betrokken psychiater die de betrokkene persoonlijk had onderzocht.

Op 27 oktober 2008 werd er echter een fax verzonden door de behandelend psychiater waarin werd aangegeven dat zijn mening over het gevaar dat de betrokkene liep, was gewijzigd en dat hij de inbewaringstelling opheft. De volgende dag, op 28 oktober 2008, werd deze fax herroepen en werd er een verklaring van een niet-behandelend psychiater bijgevoegd. De kinderrechter verleende op diezelfde dag een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling.

De betrokkene stelde beroep in cassatie in tegen deze beschikking. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in haar cassatieberoep, omdat de geldigheidsduur van de machtiging op 18 november 2008 was verstreken. De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkene geen belang meer had bij haar beroep en verklaarde haar niet-ontvankelijk.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
08/04500
EV/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Poot,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT 's-GRAVENHAGE,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage heeft op 23 oktober 2008, onder overlegging van een ondertekende geneeskundige verklaring en de beschikking tot inbewaringstelling, een verzoek ingediend bij de rechtbank, sector familie- en jeugdrecht, aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de behandelend psychiater op 27 oktober 2008 had gehoord, heeft de kinderrechter ter zitting de gelegenheid gegeven om voor 28 oktober 10:00 uur alsnog een verklaring te overleggen van een niet bij de behandeling betrokken psychiater die betrokkene persoonlijk heeft onderzocht.
Op 27 oktober 2008 is bij fax van 17:02 uur door de behandelaar van betrokkene meegedeeld dat zijn mening aangaande het directe gevaar dat betrokkene door haar gedrag loopt, is gewijzigd en dat hij "dus in feite" de inbewaringstelling opheft.
Op 28 oktober 2008 heeft de behandelaar bij fax van 08:30 uur zijn eerdere faxbericht herroepen. Bij het laatste faxbericht was een verklaring van een niet bij de behandeling betrokken psychiater bijgevoegd.
Bij beschikking van 28 oktober 2008 heeft de kinderrechter een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis verleend.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in haar cassatieberoep.
3. Ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een beschikking op een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in art. 27 Wet Bopz.
De geldigheidsduur van de door de rechtbank op 28 oktober 2008 verleende machtiging is echter ingevolge art. 30 Wet Bopz op 18 november 2008 verstreken,
zodat betrokkene geen belang meer heeft bij haar beroep en om deze reden daarin niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.