ECLI:NL:PHR:2013:BY7926
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Bopz-zaak over voortzetting inbewaringstelling en geneeskundig onderzoek
In deze Bopz-zaak is het cassatieberoep gericht tegen de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 12 november 2012, waarbij machtiging is verleend tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene. De rechtsklacht betreft het ontbreken van het in art. 21 lid 3 Wet Bopz vereiste geneeskundig onderzoek. De betrokkene stelt dat de psychiater, die hem bezocht, niet in staat was om het onderzoek uit te voeren omdat hij in slaap was. De betrokkene betwist dat deze omstandigheid een verontschuldigende reden is en stelt dat de psychiater hem later had kunnen bezoeken.
De Hoge Raad overweegt dat tegen een beschikking tot voortzetting van een inbewaringstelling in beginsel geen gewoon rechtsmiddel openstaat, maar dat er uitzonderingen zijn waarbij het rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is geoordeeld dat een beschikking zonder een geneeskundige verklaring die voldoet aan de eisen van de wet, kan leiden tot een doorbreking van het verbod.
De Hoge Raad stelt vast dat in deze zaak de rechtbank heeft geoordeeld dat de psychiater alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om het vereiste onderzoek te laten plaatsvinden. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de betrokkene niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de juistheid van zijn stellingen niet kan worden beoordeeld zonder feitelijk onderzoek, wat in cassatie niet mogelijk is. De conclusie van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen.