ECLI:NL:HR:2008:BG4432
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bedreiging en vernieling met een honkbalknuppel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in Almere, was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging en vernieling. De zaak betreft een incident op 14 oktober 2005, waarbij de verdachte met een honkbalknuppel dreigende bewegingen maakte naar het slachtoffer, [slachtoffer 1], en daarbij ook een raam vernielde. De verdediging stelde dat de ruit per ongeluk was beschadigd tijdens een schermutseling tussen de verdachte en het slachtoffer, die probeerde de deur van de schuur te sluiten terwijl de verdachte deze open probeerde te trekken.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de getuigenverklaring van het slachtoffer niet als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt had opgevat, wat niet onjuist of onbegrijpelijk was. Het Hof had kennelijk geoordeeld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de vernieling van de ruit, ondanks het feit dat de verdachte had verklaard dat de ruit 'per ongeluk' stuk was gegaan. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de eerdere uitspraak van het Hof.
De zaak benadrukt de nuances van opzet en de beoordeling van getuigenverklaringen in strafzaken, evenals de toepassing van de redelijke termijn in het strafproces.