3.6. In deze zaak rijst de vraag of de bijzondere regeling van artikel 28 ter, A, lid 2, van de Zesde richtlijn enkel gevolgen heeft met betrekking tot de plaats van de intracommunautaire verwerving of mede ten doel heeft een uitzondering te maken op het reguliere btw-systeem van verschuldigdheid en aftrek in die zin dat de regeling meebrengt dat de belastingplichtige in een andere lidstaat dan die van de aankomst van de goederen de btw ter zake van de intracommunautaire verwerving verschuldigd wordt, maar niet dat die belastingplichtige in die eerste lidstaat recht krijgt op aftrek van deze btw. Met andere woorden: brengt de bijzondere regeling mee dat geen recht bestaat de btw ter zake van een in die regeling bedoelde intracommunautaire verwerving, die in de lidstaat van btw-registratie verschuldigd wordt, in aftrek te brengen overeenkomstig het gestelde in artikel 17, lid 2, letter d, respectievelijk artikel 17, lid 3, aanhef en letter a, van de Zesde richtlijn?
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is het door artikel 17 van de Zesde richtlijn gewaarborgde recht van de belastingplichtigen om op de btw die zij verschuldigd zijn, de btw in aftrek te brengen die is geheven over de aan hen geleverde goederen en verleende diensten, een basisbeginsel van het bij de gemeenschapsregeling ingevoerde gemeenschappelijke btw-stelsel (laatstelijk HvJ EG 10 juli 2008, A. Sosnowska, C-25/07, V-N 2008/35.15, punt 14). Hieruit volgt, aldus het Hof van Justitie, dat het recht op aftrek integrerend deel uitmaakt van de btw-regeling en in beginsel niet kan worden beperkt (aangehaalde arrest punt 15). De Zesde richtlijn kent ook niet een bepaling die lidstaten de mogelijkheid biedt het recht op aftrek te beperken (vgl. HvJ EG 21 september 1988, Commissie tegen Frankrijk, 50/87, Jurispr. blz. 4797, punten 16 en 17, en 6 oktober 2005, Commissie tegen Frankrijk, C-243/03, Jurispr. blz. 8411, punten 33 en 34). Op het eerste gezicht valt niet in te zien dat dit niet zou gelden voor de btw die een belastingplichtige in zijn lidstaat van btw-registratie verschuldigd is op de voet van artikel 28 ter, A, lid 2, eerste alinea, van de Zesde richtlijn. De Zesde richtlijn kent geen bepaling die vergelijkbaar is met artikel 15, lid 1, laatste volzin, van de Wet. De correctie van artikel 28 ter, A, lid 2, tweede alinea, zou zo bezien uitsluitend bedoeld zijn voor die (rechts)personen die het recht op aftrek (geheel of gedeeltelijk) ontberen - omdat zij verwerven als niet-belastingplichtige (rechts)persoon of de verworven goederen gebruiken voor handelingen waarvoor het recht op aftrek is uitgesloten - en naderhand geconfronteerd worden met een heffing van btw in de lidstaat van aankomst van de verzending of van het vervoer van de goederen.
Daartegen kan worden ingebracht dat artikel 28 ter, A, lid 2, een bijzondere regeling inhoudt die losstaat van het reguliere btw-systeem. Immers, indien de op de voet van artikel 28 ter, A, lid 2, eerste alinea, verschuldigde btw onmiddellijk en volledig in aftrek zou kunnen worden gebracht - als ware een intracommunautaire verwerving in werkelijkheid verricht in de lidstaat van btw-registratie en als waren de goederen vanuit die lidstaat 'doorgeleverd' en vervoerd naar de lidstaat van aankomst -, zou voor een belastingplichtige die in het algemeen gerechtigd is btw in aftrek te brengen, de noodzaak wegvallen aan te tonen dat in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer ter zake van een intracommunautaire verwerving btw is geheven. Hij heeft de btw toch al in zijn lidstaat van registratie in aftrek gebracht en heeft daarom de correctie van artikel 28 ter, A, lid 2, tweede alinea, dan wel het voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 28 ter, A, lid 2, derde alinea, niet nodig. Dat zou belastingplichtigen ertoe kunnen brengen om aangifte van de verwerving in de lidstaat van aankomst achterwege te laten, wat niet de bedoeling lijkt, gelet op de aanhef van de eerste alinea ('onverminderd het bepaalde in lid 1'). Dat heeft tot gevolg dat het toezicht van de lidstaat van aankomst van de goederen, waar de goederen verder verhandeld worden, belemmerd wordt, wat niet bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstelling van de regeling van hoofdstuk XVI bis van de Zesde richtlijn, te weten de overdracht van de btw-opbrengst naar de lidstaat waar het eindverbruik van de geleverde goederen plaatsvindt.