ECLI:NL:HR:2008:BF0173
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een winkelmedewerker, was veroordeeld voor de opzettelijke toe-eigening van een container met cosmetica, snoepwaren en tabak ter waarde van € 3.864,06, die toebehoorde aan het winkelbedrijf van de benadeelde partij. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, welke door het Hof was toegewezen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. T. Spronk, middelen van cassatie heeft voorgesteld.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het Hof had de vordering van de benadeelde partij toegewezen zonder dat er voldoende informatie was over de waardebepaling van de verduisterde goederen. De verdediging betwistte de hoogte van de vordering, omdat er geen vertegenwoordiger van de benadeelde partij aanwezig was om de vordering toe te lichten tijdens de zitting in hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat de schade van de benadeelde partij genoegzaam aannemelijk was geworden, feitelijk en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad constateerde echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.