ECLI:NL:HR:2008:BF0006
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van arbeidsongeschiktheidsverzekering als sommenverzekering en uitleg van de polis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de N.V. Noordhollandsche van 1816, Algemene Verzekeringsmaatschappij, en een verweerder die een arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten. De verweerder had de Noordhollandsche gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, met de vordering om te verklaren dat hij 100% arbeidsongeschikt was en dat deze arbeidsongeschiktheid onder de dekking van de polis viel. Daarnaast verzocht hij om een veroordeling tot uitkering van de arbeidsongeschiktheidsverzekering met terugwerkende kracht en om te verklaren dat het royement van de polis per 1 september 2004 onrechtmatig was. De rechtbank Alkmaar oordeelde op 19 april 2006 dat de arbeidsongeschiktheid van de verweerder onder de dekking van de polis viel en dat het royement onrechtmatig was, maar hield de procedure aan voor verdere behandeling over de mate van arbeidsongeschiktheid.
De Noordhollandsche ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 mei 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde en de zaak terugverwees voor verdere behandeling. Hierop stelde de Noordhollandsche cassatie in, waarop de verweerder concludeerde tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal J. Spier adviseerde ook tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de Noordhollandsche veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.