ECLI:NL:HR:2008:BD3665

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00782/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening in cassatieprocedure met betrekking tot tijdige aanwezigheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verstekverlening door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1969, had aangevoerd dat hij tijdig aanwezig was in het Paleis van Justitie, maar door de bodes naar een verkeerde locatie was verwezen. Hierdoor was hij niet aanwezig op de zitting, wat leidde tot verstekverlening door het Hof. De raadsman, mr. B.J. Oort, verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, omdat de verdachte niet aanwezig kon zijn. Het Hof wees dit verzoek af, omdat de raadsman geen redenen had gegeven voor het niet verschijnen van de verdachte.

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de gang van zaken zoals weergegeven in het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2006. Het Hof had aan de Hoge Raad inlichtingen verstrekt over de situatie op de dag van de zitting, waaruit bleek dat het Hof geen andere informatie had dan die in het proces-verbaal was opgenomen. De raadsman bleef bij zijn eerdere standpunt, maar de Hoge Raad concludeerde dat er voor de aangevoerde cassatiemiddelen geen feitelijke grondslag kon worden gevonden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de verstekverlening door het Hof terecht was. Dit arrest is gewezen door vice-president G.J.M. Corstens en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

23 september 2008
Strafkamer
nr. S 00782/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 november 2006, nummer 22/002689-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.J. Oort, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het middel is bij pleidooi toegelicht.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel is gericht tegen de verstekverlening door het Hof. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte tijdig aanwezig was in het Paleis van Justitie en aldaar door de bodes naar een verkeerde locatie is verwezen, en voorts dat het onderzoek van de zaak al was gesloten toen hij zich bij het Hof meldde.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2006 houdt onder meer het volgende in:
"De verdachte (...) is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.J. Oort, advocaat te 's-Gravenhage, die desgevraagd door de voorzitter mededeelt door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De raadsman verzoekt om aanhouding van de behandeling van de zaak, nu de verdachte heden niet ter terechtzitting aanwezig kan zijn.
Desgevraagd door de voorzitter deelt de advocaat-generaal mede zich te verzetten zich tegen aanhouding nu het niet duidelijk is of de verdachte op een volgende zitting wel zal verschijnen.
Na kort onderling beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak wordt afgewezen en de zaak heden ter terechtzitting zal worden behandeld, nu door de raadsman geen enkele reden is gegeven voor het niet verschijnen van de verdachte."
2.3. Het Hof heeft, op de voet van art. 83 RO, aan de Hoge Raad inlichtingen verstrekt omtrent de in de schriftuur gestelde gang van zaken op de dag van de terechtzitting van het Hof. Die inlichtingen houden in dat het Hof geen wetenschap heeft van een andere gang van zaken dan in het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2006 is weergegeven. De raadsman van de verdachte heeft in reactie daarop doen weten te blijven bij hetgeen hij eerder heeft aangevoerd.
2.4. Voor hetgeen in cassatie is aangevoerd, kan geen feitelijke grondslag worden gevonden. Daarop stuit het middel af.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 23 september 2008.