ECLI:NL:HR:2008:BD1728
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Noodweer en noodweerexces in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beroep op noodweer en noodweerexces door de verdachte, die in eerste instantie door het Hof was verworpen. De verdachte had zich in een situatie bevonden die hij als bedreigend ervoer, maar het Hof oordeelde dat hij bewust de confrontatie had opgezocht en zich niet had onttrokken aan de situatie. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als niet onbegrijpelijk gekwalificeerd.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die door de raadsleden van de verdachte waren voorgesteld, beoordeeld. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De middelen konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.