ECLI:NL:HR:2008:BC5825
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Oordeel over onroerendezaakbelasting voor pand in aanbouw
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 augustus 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onroerendezaakbelasting (OZB) voor een pand in aanbouw. De belanghebbende, een projectontwikkelingsmaatschappij, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q voor het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004. De directeur van de Dienst Belastingen van de gemeente Amsterdam handhaafde de beschikking, waarna het Hof Amsterdam het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende de onroerende zaak op 1 januari 2003 in eigendom had, en dat het pand voor ongeveer 75% gereed was. De vraag die centraal stond was of een gebouw in aanbouw kon worden betrokken in de onroerendezaakbelasting volgens artikel 220, letter a, van de Gemeentewet. De Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting onjuist was. Het bouwen of laten bouwen van een opstal op eigen grond, met het oogmerk deze na de bouw te gebruiken, te verhuren of te verkopen, valt onder de definitie van het gebruik van de grond in de zin van de wet.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Hof en verduidelijkt de toepassing van de wet met betrekking tot onroerendezaakbelasting voor panden in aanbouw.