ECLI:NL:HR:2008:BC3553
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigeverhoor en schadevergoeding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van moord, maar was veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf voor medeplegen van moord. De verdediging had verzocht om een getuige te horen, maar het Hof had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 418, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat de getuige al eerder was gehoord door de rechter-commissaris in de zaak tegen een medeverdachte, zonder dat de raadsman van de verdachte daarbij aanwezig was. De Hoge Raad concludeerde dat de verdediging niet had kunnen klagen over de ontoereikendheid van de motivering van het Hof, omdat zij niet had gereageerd op het tussenarrest waarin het verzoek was afgewezen. De Hoge Raad verbeterde ambtshalve de beslissing van het Hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover het Hof had verzuimd om de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie had doorgebracht in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de tijd die de verdachte in detentie had doorgebracht in het buitenland, in verband met een uitleveringsverzoek, in mindering moest worden gebracht op de gevangenisstraf. De overige middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden.