ECLI:NL:HR:2008:BC3175
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Landbouwvrijstelling en aanwending binnen kader van een landbouwbedrijf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 januari 2007. De zaak betreft de vraag of de landbouwvrijstelling van toepassing is op de vervreemdingswinst die belanghebbende heeft behaald bij de verkoop van een perceel grond. Belanghebbende, die sinds 1 maart 1996 een fiscale eenheid vormt met een dochtermaatschappij die een bloemenkwekerij exploiteert, had in 1990 een perceel weiland verworven en dit in de periode van 1991 tot 1997 ter beschikking gesteld aan een veehouder, C, voor het telen van gras. C betaalde hiervoor een jaarlijkse vergoeding en vanaf 1997 is de grond verpacht aan C. De pacht is op 26 januari 2000 beëindigd en de grond is vervolgens verkocht, waarbij belanghebbende een aanzienlijke vervreemdingswinst heeft gerealiseerd.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof terecht had geoordeeld dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing was, omdat de grond niet was aangewend binnen het kader van een landbouwbedrijf in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof had vastgesteld dat de feitelijke exploitatie van de grond niet voor rekening en risico van belanghebbende heeft plaatsgevonden en dat er geen handelingen zijn verricht om de grond bedrijfsklaar te maken na de beëindiging van de pacht. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van belanghebbende falen en verklaarde het beroep ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.