ECLI:NL:HR:2008:BC1256
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vermogensrechtelijke afwikkeling van huwelijk na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk. De vrouw heeft op 11 december 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Breda met het verzoek om echtscheiding en de verdeling van de echtelijke woning. De man heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek. De rechtbank heeft op 18 april 2002 de echtscheiding uitgesproken en verdere beslissingen aangehouden. Op 7 oktober 2003 heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschappelijke goederen vastgesteld, waarbij de man een bedrag van € 52.184,72 aan de vrouw moest betalen wegens overbedeling.
De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de vrouw voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 2 november 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar het bedrag dat de man aan de vrouw moest betalen verlaagd naar € 43.241,63. Tevens is bepaald dat de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde polis van levensverzekering aan de man wordt toebedeeld. De man heeft cassatie ingesteld tegen de eindbeschikking van het hof, waarop de vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 25 januari 2008.