ECLI:NL:HR:2007:BB7088
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de appelschriftuur en het horen van getuigen in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor zware mishandeling en had hoger beroep aangetekend. De raadsman van de verdachte had in de appelschriftuur verzocht om getuigen te horen, waaronder verbalisanten die betrokken waren bij het dossier. Het Hof had echter geoordeeld dat de appelschriftuur te summier was en niet voldeed aan de eisen van artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het verzoek om getuigen te horen werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. Volgens de Hoge Raad moet een appelschriftuur de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg bevatten, maar de eisen waaraan deze moet voldoen zijn niet strikt. De Hoge Raad concludeerde dat de opgave van getuigen in de appelschriftuur voldoende was om aan te nemen dat de grieven waren geformuleerd. Daarom vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.