ECLI:NL:HR:2007:BB1467
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid aansprakelijkheid voor sociale verzekeringspremies en onkostenvergoedingen
In deze zaak gaat het om de hoofdelijkheid van aansprakelijkheid voor sociale verzekeringspremies, waarbij belanghebbende, aangeduid als X te Z, door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) aansprakelijk is gesteld voor premies die door Coöperatie A U.A. zijn verschuldigd over een bepaalde periode. Het Lisv heeft op 21 juli 2000 een besluit genomen waarin belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor een bedrag van f 736.658,64 (€ 334.281,12). Het bezwaar dat belanghebbende tegen dit besluit indiende, werd ongegrond verklaard, waarna zij beroep aantekende bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep. Deze bevestigde de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad. In cassatie werd de stelling van belanghebbende herhaald dat het bedrag van de aansprakelijkstelling niet juist was, omdat in het door A aan haar Poolse werknemers uitbetaalde loon een onkostenvergoeding voor reis- en verblijfskosten zou zijn inbegrepen. Dit zou volgens belanghebbende moeten worden aangemerkt als een onbelaste vergoeding in de zin van artikel 6, lid 1, letter k, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV).
De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van belanghebbende niet juist was, omdat voor een vergoeding als bedoeld in de CSV vereist is dat deze afzonderlijk is vastgesteld. Het oordeel van de Centrale Raad dat er in dit geval geen sprake was van afzonderlijk vastgestelde kostenvergoedingen, werd als feitelijke vaststelling in cassatie niet onderzocht. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.