ECLI:NL:HR:2007:BA8067
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem inzake BPM-heffing en verwijzing voor nader onderzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had op 20 mei 2003 een bedrag van € 3627 aan BPM voldaan voor een in Duitsland gekochte gebruikte personenauto, bouwjaar 1999. Na afwijzing van zijn bezwaar door de Inspecteur, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de heffing van BPM, gebaseerd op de afschrijvingstabel van artikel 10 van de Wet BPM 1992, in strijd is met artikel 90 EG. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de afschrijvingstabel de werkelijke waardevermindering van het voertuig weerspiegelt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het verwijzingshof rekening moet houden met eerdere overwegingen van de Hoge Raad.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat de belanghebbende moet vergoeden voor het griffierecht van € 211 en dat de Staatssecretaris van Financiën wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de verplichting van de inspecteur om relevante gegevens te verstrekken over de afschrijvingspercentages, zodat belastingplichtigen hun tegenbewijs kunnen leveren.