ECLI:NL:GHSHE:2008:BD3365
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Bijlsma
- G.J. van Muijen
- V. van Daalen-Mannaerts
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de heffing van belasting van personenauto's en motorrijwielen in relatie tot Europese regelgeving
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, staat de heffing van belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) centraal. De belanghebbende, X, heeft op 20 mei 2003 een bedrag van € 3.627,-- aan bpm voldaan bij de aangifte van een BMW 318i uit 1999. Na afwijzing van zijn bezwaar door de Inspecteur, heeft hij beroep ingesteld. Het Gerechtshof te Arnhem verklaarde het beroep ongegrond, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2007 werd de vraag behandeld of de bpm-heffing in overeenstemming is met de Europese regelgeving, specifiek artikel 90 EG, dat de nationale heffingsbevoegdheid begrenst. De Inspecteur heeft een taxatie gepresenteerd, waaruit blijkt dat de waarde van de auto in overeenstemming is met de geldende normen. De belanghebbende betwistte de waarde, maar kon geen overtuigend bewijs leveren dat de door de Inspecteur vastgestelde waarde te hoog was.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de bpm-heffing niet buiten de grenzen van artikel 90 EG trad. De belanghebbende had de gelegenheid om de uitgangspunten van de Inspecteur te betwisten, maar zijn argumenten werden als onvoldoende beschouwd. Uiteindelijk verklaarde het Hof het beroep ongegrond, wat betekent dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van de bpm die hij had voldaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de heffende autoriteit om te voldoen aan de eisen van het Gemeenschapsrecht en de rol van deskundige taxaties in het proces.