ECLI:NL:HR:2007:BA7264

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02605/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak met betrekking tot verkeersdelicten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg bij verstek was veroordeeld. De advocaat-generaal had aangevoerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij dit na het verstrijken van de wettelijke termijn van veertien dagen had ingesteld. De dagvaarding was in persoon aan de verdachte betekend, en de uitspraak in eerste aanleg vond plaats op 31 maart 2005. De verdachte stelde pas op 2 juni 2005 hoger beroep in, wat volgens de Hoge Raad niet binnen de gestelde termijn was.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de verdachte ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep, voor zover dit gericht was tegen de zaak met parketnummer 08/800237-05. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van deze zaak. De Hoge Raad verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen deze zaak, en bevestigde de gevangenisstraf van vijf weken die door de Politierechter was opgelegd. Voor de andere zaak, met parketnummer 08/770128-05, werd de gevangenisstraf van vijf weken en de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen bevestigd, evenals de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen in het strafrecht. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de ontvankelijkheid van hoger beroep in gevallen waar de dagvaarding in persoon is betekend.

Uitspraak

2 oktober 2007
Strafkamer
nr. 02605/06
RR/
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 december 2005, nummer 21/002786-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 31 maart 2005 - de verdachte ter zake van 1. "overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en 2. "overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven en ten aanzien van 1 tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof.
Mr. M. van der Horst heeft, naar de Hoge Raad begrijpt in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend Advocaat-Generaal bij het Hof, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte de verdachte ontvankelijk heeft geacht in zijn hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg, voor zover dit is gewezen in een gevoegde zaak waarin de verdachte in persoon is gedagvaard, aangezien het vonnis in zoverre na het verstrijken van de termijn van veertien dagen in kracht van gewijsde is gegaan en het nadien door de verdachte ingestelde hoger beroep van rechtswege is beperkt tot de gevoegde zaak waarin de verdachte niet in persoon is gedagvaard.
3.2. De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 08/770128-05 om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 31 maart 2005, houdt in dat die dagvaarding op 25 februari 2005 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van die Rechtbank, "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
(ii) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 08/800237-05 om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 31 maart 2005, houdt in dat die dagvaarding op 13 februari 2005 aan de verdachte in persoon is uitgereikt.
(iii) Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 31 maart 2005 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen, dat tegen hem verstek is verleend en dat de Politierechter de voeging van de tegen de verdachte bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 08/770128-05 en 08/800237-05 aangebrachte zaken heeft bevolen.
(iv) Het vonnis van de Politierechter van 31 maart 2005 houdt in dat de verdachte ter zake van de zaken met de parketnummers 08/770128-05 en 08/800237-05 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken en voorts dat de verdachte ter zake van de zaak met parketnummer 08/770128-05 wordt veroordeeld tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed.
(v) Een akte van uitreiking, gehecht aan de mededeling uitspraak met de parketnummers 08/770128-05 en 08/800237-05, houdt in dat die mededeling op 20 mei 2005 door [hoofdagent], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Zuid, aan de verdachte is medegedeeld.
(vi) Een "akte aanwenden rechtsmiddel" met parketnummer 08/770128-05 houdt in dat de verdachte op 2 juni 2005 ter griffie van de Rechtbank te Almelo is verschenen en heeft verklaard beroep in te stellen tegen het eindvonnis van 31 maart 2005 in de zaak tegen de verdachte met voornoemd parketnummer gewezen door de Politierechter.
(vii) De op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde "vordering ter terechtzitting" houdt in dat de Advocaat-Generaal bij het Hof vordert dat het Hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de zaak met parketnummer 08/800237-05, dat het Hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, en dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
(viii) Het arrest van het Hof houdt in dat de verdachte ten aanzien van de zaken met de parketnummers 08/770128-05 en 08/800237-05 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken en voorts dat de verdachte ter zake van de zaak met parketnummer 08/770128-05 wordt veroordeeld tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voorwerp onder toepassing van art. 33c, eerste lid, Sr.
3.3. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte in het hoger beroep ten aanzien van het feit onder parketnummer 08/800237-05 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien hij dit hoger beroep na het verstrijken van de wettelijke termijn van 14 dagen heeft ingesteld. De dagvaarding met dat parketnummer is op 13 februari 2005 in persoon aan verdachte betekend. Verdachte is in eerste aanleg op 31 maart 2005 bij verstek veroordeeld en heeft op 2 juni 2005 hoger beroep ingesteld. De dagvaarding met het parketnummer 08/770128-05 is aan de verdachte echter niet in persoon uitgereikt. Dat brengt met zich dat het in de gevoegde zaken gewezen vonnis door het verstrijken van een termijn van veertien dagen na de uitspraak nog niet onherroepelijk werd en dat de verdachte ontvangen kan worden in zijn hoger beroep dat het hof begrijpt als tegen het vonnis in zijn geheel te zijn gericht."
3.4. Ingevolge art. 408, eerste lid aanhef en onder a, Sv moet het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld, indien de dagvaarding om op de terechtzitting te verschijnen aan de verdachte in persoon is betekend.
3.5. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 08/800237-05 aan de verdachte in persoon is uitgereikt, de Politierechter op 31 maart 2005 uitspraak heeft gedaan en de verdachte eerst op 2 juni 2005 hoger beroep heeft ingesteld, heeft het Hof de verdachte ten onrechte ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de zaak met parketnummer 08/800237-05. Hieraan doet niet af dat de dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 08/770128-05 niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt en de Politierechter op de terechtzitting in eerste aanleg de voeging heeft bevolen van de zaken met de parketnummers 08/770128-05 en 08/800237-05.
3.6. Het middel treft doel. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak in zoverre vernietigen en vindt aanleiding de zaak in dit opzicht om doelmatigheidsredenen zelf af te doen.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/800237-05 en de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de zaak met parketnummer 08/800237-05;
verstaat dat de Politierechter in de Rechtbank te Almelo ter zake van de zaak met parketnummer 08/800237-05 een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken heeft opgelegd;
bepaalt dat ter zake van de zaak met parketnummer 08/770128-05 de duur van de opgelegde gevangenisstraf vijf weken beloopt;
verstaat dat de verdachte in de zaak met parketnummer 08/770128-05 tevens is veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen alsmede tot verbeurdverklaring met een eventuele tegemoetkoming, alles zoals in de bestreden uitspraak bepaald.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 2 oktober 2007.