ECLI:NL:HR:2007:BA5618

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01750/06 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis van de Kinderrechter inzake discriminatie door middel van openbare uitingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te Breda, waarin de verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van het in het openbaar aanzetten tot discriminatie van mensen van buitenlandse afkomst. De Kinderrechter had in zijn vonnis volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, maar de verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ten onrechte was veroordeeld en heeft vrijspraak bepleit. Het Hof heeft het vonnis van de Kinderrechter bevestigd, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit niet had mogen doen zonder de bewijsmiddelen verder toe te lichten, gezien de bezwaren van de verdachte. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring, vooral wanneer de verdachte in hoger beroep vrijspraak bepleit. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de motivering van een vonnis in hoger beroep onderstreept, vooral in zaken die betrekking hebben op discriminatie.

Uitspraak

28 augustus 2007
Strafkamer
nr. 01750/06 J
DV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 maart 2006, nummer 20/012053-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te Breda van 1 december 2005, waarbij de verdachte ter zake van "medeplegen van het in het openbaar bij geschrift en afbeelding aanzetten tot discriminatie van mensen, te weten groepen personen van buitenlandse afkomst, wegens hun ras" strafbaar is verklaard en voorts is bepaald dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.J.G. Schröder, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel keert zich onder meer tegen de motivering van de bewezenverklaring.
3.2.1. Het mondelinge vonnis van de Kinderrechter is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Die aantekening houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de kinderrechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het volgende heeft begaan:
dat zij op 7 februari 2005 te Wernhout, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met anderen, zich in het openbaar, bij geschrift en afbeelding, heeft aangezet tot discriminatie van mensen, te weten personen van buitenlandse afkomst, wegens hun ras immers zijn verdachte, en zijn mededaders toen aldaar meegereden op een carnavalswagen, met welke wagen werd deelgenomen aan een carnavalsoptocht en op welke wagen de volgende tekst en afbeelding zichtbaar voor het publiek waren aangebracht:
blank, White Power en daarbij een tekening van White Power.
(...)
Bewijsmiddelen
De kinderrechter grondt zijn overtuiging dat de verdachte het hierboven omschrevene heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2005 en afgelegd bij de politie (pagina 197 van het eind-proces-verbaal) en de aangifte van [betrokkene 1] (pagina 187 van het eind proces-verbaal). De kinderrechter acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan."
3.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
a. als verklaring van de verdachte:
"De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld (...) geeft op ten onrechte te zijn veroordeeld."
b. als betoog van de raadsman:
"Cliënte dient te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde."
3.2.3. Het arrest van het Hof houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, onder aanvulling van de bewijsoverwegingen zoals deze hierna zullen worden vermeld.
Overwegingen omtrent het bewijs
Van de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
(...)
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep."
3.3. Art. 359 Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"3. De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.
8. Alles op straffe van nietigheid."
3.4. De Kinderrechter heeft in zijn vonnis volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv. Aangezien bij de behandeling van de zaak in hoger beroep door de verdachte is opgegeven dat zij door de Kinderrechter ten onrechte is veroordeeld en door haar raadsman vrijspraak is bepleit, had het Hof het vonnis van de Kinderrechter - aangenomen dat dit zich leende voor bevestiging - niet mogen bevestigen dan onder de in art. 423, eerste lid, Sv bedoelde aanvulling van gronden, te weten de weergave van de inhoud van bewijsmiddelen als bedoeld in de eerste volzin van art. 359, derde lid, Sv.
3.5. Voor zover het middel over voormeld verzuim beoogt te klagen, is het terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 28 augustus 2007.