ECLI:NL:HR:2007:BA3865
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Hypotheekrente eigen woning en postfinanciering in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De belanghebbende had een hypothecaire lening afgesloten voor de aankoop van een eigen woning en had in zijn aangifte de betaalde rente over deze lening in mindering gebracht op zijn voordelen uit eigen woning. De Inspecteur accepteerde echter niet het volledige bedrag van de rente, waardoor een geschil ontstond over de aftrekbaarheid van een deel van de rente, specifiek een bedrag van € 2583 dat betrekking had op een verhoging van de hypothecaire lening.
De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een belastingplichtige uitgaven voor verbetering en/of onderhoud van zijn eigen woning aanvankelijk uit eigen middelen voldoet, niet in de weg staat aan de kwalificatie van een later aangegane lening als zijnde voor die verbetering en/of onderhoud. Dit is vooral van belang als de belastingplichtige kan aantonen dat hij het oogmerk had om de kosten te financieren door middel van een lening. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, omdat het Hof een onjuiste opvatting heeft gehanteerd en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en gelast dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt. De zaak benadrukt het belang van de intentie van de belastingplichtige bij het aangaan van een lening en de mogelijkheid om kosten van verbetering en onderhoud alsnog als aftrekbaar te kwalificeren, zelfs als deze aanvankelijk uit eigen middelen zijn betaald.