ECLI:NL:HR:2007:BA2548
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verjaring van strafvordering bij overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs op 7 januari 2001, wat een overtreding is van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het recht tot strafvordering was vervallen wegens verjaring. Volgens de wetgeving die gold van 1 januari 2006 tot 7 juli 2006, bedraagt de verjaringstermijn in dit geval maximaal vier jaar. De Hoge Raad concludeert dat de verjaringstermijn was verstreken, waardoor het recht tot strafvordering was vervallen.
De zaak begon met een tenlastelegging waarbij de verdachte werd beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs. De advocaat van de verdachte, mr. P.J. de Bruin, heeft in cassatie aangevoerd dat de vervolging niet meer ontvankelijk was vanwege verjaring. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd. De Officier van Justitie werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van overtredingen.