ECLI:NL:HR:2007:BA2548

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01059/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering bij overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs op 7 januari 2001, wat een overtreding is van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het recht tot strafvordering was vervallen wegens verjaring. Volgens de wetgeving die gold van 1 januari 2006 tot 7 juli 2006, bedraagt de verjaringstermijn in dit geval maximaal vier jaar. De Hoge Raad concludeert dat de verjaringstermijn was verstreken, waardoor het recht tot strafvordering was vervallen.

De zaak begon met een tenlastelegging waarbij de verdachte werd beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs. De advocaat van de verdachte, mr. P.J. de Bruin, heeft in cassatie aangevoerd dat de vervolging niet meer ontvankelijk was vanwege verjaring. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens voor zover het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd. De Officier van Justitie werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van overtredingen.

Uitspraak

12 juni 2007
Strafkamer
nr. 01059/06
DV/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 januari 2006, nummer 22/003137-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam van 25 oktober 2004 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot drie weken hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in deze vervolging.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het recht tot strafvordering onder meer wegens verjaring is vervallen.
3.2.1. Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 07 januari 2001 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Keileweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
3.2.2. Het feit is strafbaar gesteld bij art. 107, eerste lid, WVW 1994 en wordt in art. 177, eerste lid onder a, in verbinding met art. 178, tweede lid, WVW 1994 als overtreding aangemerkt. Dit feit is volgens de tenlastelegging begaan op of omstreeks 7 januari 2001. Op grond van het tweede lid van art. 72 Sr zoals dat luidde van 1 januari 2006 tot 7 juli 2006, beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste twee maal twee jaar. Het recht tot strafvordering is derhalve wegens verjaring vervallen.
4. Slotsom
Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, behalve voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter is vernietigd, en dat de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 12 juni 2007.