ECLI:NL:HR:2007:BA0487

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01209/06 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en beginselen van een goede procesorde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1965, werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 234.000,- aan de Staat. De vordering was gebaseerd op een financieel verslag dat niet alleen de methode van voordeelsberekening omvatte, maar ook een aanzet gaf voor een klassieke berekening, gebaseerd op de eigen verklaringen van de veroordeelde. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 november 2005 een eerdere beslissing van de Rechtbank te Arnhem had vernietigd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de betrokkene over de procesgang en de berekeningswijze van het hof behandeld. Het eerste middel, dat stelde dat het hof in strijd heeft gehandeld met de beginselen van een goede procesorde, werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de verdediging in redelijkheid niet kon vertrouwen op een heropening van het onderzoek door het hof, wanneer het zou kiezen voor een andere methode van voordeelsberekening dan die waarover de procespartijen hadden gedebatteerd. Dit oordeel is in lijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat waarborgt dat partijen in een proces in redelijkheid hun verweer kunnen voeren.

De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de betrokkene niet tot cassatie konden leiden en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van het hof werd derhalve bevestigd, en het beroep werd verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de rechten van de verdediging in strafzaken.

Uitspraak

15 mei 2007
Strafkamer
nr. 01209/06 P
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 november 2005, nummer 21/002173-00, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te Arnhem van 23 februari 2000 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 234.000,-.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.A.F. van Drimmelen, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede proces-orde, het vertrouwensbeginsel en art. 6 EVRM, door uit te gaan van een berekeningswijze waarop de verdediging niet bedacht hoefde te zijn en waarop zij haar verweer niet heeft kunnen richten.
4.2. Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 15 tot en met 29.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 15 mei 2007.