ECLI:NL:HR:2007:AZ7908

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/006HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van machtiging tot voortgezet verblijf in een niet-psychiatrisch ziekenhuis onder de Wet Bopz

In deze zaak gaat het om de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in een instelling onder de Wet Bopz. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht heeft op 22 september 2006 een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht. Dit verzoek was onderbouwd met een geneeskundige verklaring, een behandelingsplan en aantekeningen zoals bedoeld in artikel 37a van de Wet Bopz. De rechtbank heeft op 16 oktober 2006 de betrokkene, zijn advocaat, de behandelend psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige gehoord en heeft het verzoek toegewezen. De machtiging tot voortgezet verblijf werd verleend tot en met 16 april 2007.

Tegen deze beschikking heeft de betrokkene cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het cassatiemiddel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren E.J. Numann, P.C. Kop, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 16 maart 2007.

Uitspraak

16 maart 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/006HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het A.B.C.-huis te Utrecht,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE
IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Utrecht heeft op 22 september 2006 - onder overlegging van een op 21 september 2006 ondertekende geneeskundige verklaring, een behandelingsplan en de aantekeningen als bedoeld in art. 37a Wet Bopz - een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van het verblijf van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: betrokkene - in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht, waar betrokkene op dat moment verbleef.
Nadat de rechtbank verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, de behandelend psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige op 16 oktober 2006 had gehoord, heeft zij bij beschikking van dezelfde datum het verzoek toegewezen en machtiging verleend tot voortgezet verblijf van betrokkene in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht of in een ander BOPZ-inrichting tot en met 16 april 2007.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, P.C. Kop, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 maart 2007.