ECLI:NL:HR:2007:AZ7729
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Schuldheling en bewijsvoering in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor verschillende feiten, waaronder schuldheling, die verband hielden met een survivalmes dat hij op 25 juli 2004 in zijn bezit had. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het mes een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen was omkleed.
De zaak was in hoger beroep behandeld, waarbij het Hof de verdachte vrijsprak van het primair tenlastegelegde feit en hem veroordeelde tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De waarnemend Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zou moeten vernietigen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en de zaak zou moeten terugwijzen naar het Gerechtshof.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof gedeeltelijk werd herzien.