ECLI:NL:HR:2007:AZ5449

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/086HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van Nederlanderschap en rechtsgevolgen van naturalisatiebesluit

In deze zaak verzocht de verzoeker tot cassatie, [verzoeker], de rechtbank te 's-Gravenhage om vast te stellen dat hij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit verzoek werd ingediend op 10 augustus 2005. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de advocaat mr. H.A. Groen, verzocht om afwijzing van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2006 wijzigde [verzoeker] zijn verzoek en vroeg primair om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van [A], geboren op [geboortedatum] 1973, en subsidiair om vaststelling van zijn eigen nationaliteit als gevolg van een Koninklijk Besluit van 2 maart 1999. De rechtbank wees beide verzoeken af in haar beschikking van 13 april 2006.

Tegen deze beschikking stelde [verzoeker] beroep in cassatie in. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president D.H. Beukenhorst, heeft op 23 februari 2007 uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het beroep te verwerpen.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van [verzoeker] en bevestigt de beschikking van de rechtbank. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtszekerheid omtrent de vaststelling van het Nederlanderschap en de gevolgen van naturalisatiebesluiten, vooral in het licht van de wetgeving die van toepassing was vóór 1 april 2003.

Uitspraak

23 februari 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/086HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.A. Vermeij,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 augustus 2005 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat hij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ter gelegenheid van mondelinge behandeling op 16 maart 2006, heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd en primair verzocht vast te stellen dat [A], geboren op [geboortedatum] 1973, de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, en subsidiair dat [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1972, de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen als gevolg van een Koninklijk Besluit van 2 maart 1999. Bij beschikking van 13 april 2006 heeft de rechtbank het primaire en het subsidiaire verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 30 juni 2006, nr. R05/095, RvdW 2006, 669).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 februari 2007.