ECLI:NL:HR:2007:AZ2041

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/160HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens onvoldoende precisie en bepaaldheid van de middelen

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, wonende te [woonplaats], de Ontvanger van de Belastingdienst/Hollands Midden gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde bij exploot van 13 juni 2003 een bedrag van € 1.955,03. De Ontvanger heeft de vordering bestreden, waarna de kantonrechter op 1 oktober 2003 de dagvaarding nietig verklaarde. Eiseres ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 februari 2006 het vonnis van de kantonrechter vernietigde en de vordering van eiseres afwees. Tegen dit arrest heeft eiseres cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De middelen die door eiseres zijn voorgedragen, maken niet duidelijk tegen welke beslissing(en) of overweging(en) van het hof wordt opgekomen. Bovendien ontberen de middelen de vereiste precisie en bepaaldheid die van een middel van cassatie verwacht mag worden. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres in haar beroep.

De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep. Tevens is eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 12 januari 2007.

Uitspraak

12 januari 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/160HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.G. Evers,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/HOLLANDS MIDDEN,
kantoorhoudende te Leiden,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 13 juni 2003 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd hem bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.955,03.
De Ontvanger heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 1 oktober 2003 de dagvaarding nietig verklaard.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 2 februari 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De middelen maken niet duidelijk tegen welke beslissing(en) of overweging(en) van het hof wordt opgekomen en evenmin waarom deze onjuist, onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk zou(den) zijn. Zij ontberen alle zozeer de van een middel van cassatie te vergen precisie en bepaaldheid, dat [eiseres] in haar beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 januari 2007.