ECLI:NL:HR:2007:AY3632
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad over de aftrekbaarheid van rente door houdstermaatschappij in vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aftrekbaarheid van rente door een houdstermaatschappij in het kader van de vennootschapsbelasting. De belanghebbende, X3 B.V., had voor het jaar 1992 een aanslag in de vennootschapsbelasting ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur was gehandhaafd. Hiertegen was beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De zaak draait om de vraag of de rente die door de tussenhoudstermaatschappij X2 B.V. aan belanghebbende verschuldigd was, aftrekbaar was voor de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat de aftrek van de rente geweigerd moest worden, omdat deze niet was onderworpen aan een heffing die als redelijk kon worden aangemerkt volgens Nederlandse maatstaven. Het Hof had eerder geoordeeld dat belanghebbende niet als houdstermaatschappij kon worden aangemerkt in de zin van artikel 25 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, omdat zij een fiscale eenheid vormde met X2 en de werkmaatschappijen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het middel van belanghebbende niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren, waarbij de voorzitter, F.W.G.M. van Brunschot, verhinderd was om het arrest te ondertekenen, waardoor mr. P.J. van Amersfoort dit deed.