ECLI:NL:HR:2007:AU9530
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en landbouwvrijstelling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X1, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 20.856 (€ 9.464), was opgelegd aan belanghebbende na de verkrijging van diverse percelen landbouwgrond. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De kern van de zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op de vrijstelling van overdrachtsbelasting op basis van artikel 15, lid 1, letter q, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De Hoge Raad stelt vast dat de wetgever niet heeft beoogd om de definitie van 'verbetering van de landbouwstructuur' zo te beperken dat alleen bedrijfsmatige exploitatie recht geeft op vrijstelling. Dit betekent dat de bepaling in het Uitvoeringsbesluit die dit vereiste stelt, in strijd is met de wet en derhalve onverbindend is.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de context van de transactie en de intenties van de betrokken partijen in de beoordeling van de vrijstelling mee te nemen.