ECLI:NL:HR:2006:AZ2724
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard tegen tussenbeschikking inzake faillietverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2006 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van [verzoekster] tegen een tussenbeschikking van het gerechtshof te Arnhem. De achtergrond van de zaak betreft een verzoek van Bank Bercoop N.V. aan de rechtbank Zutphen om [verzoekster] in staat van faillissement te verklaren. Tijdens de behandeling op 8 juni 2006 heeft [verzoekster] aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd was, omdat haar statutaire zetel recentelijk was verplaatst. De rechtbank verwierp deze betwisting en hield het verzoek aan voor verdere behandeling.
[Verzoekster] ging in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, maar het gerechtshof verklaarde haar op 13 juli 2006 niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Dit leidde tot het cassatieberoep bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de beschikking van het hof een tussenbeschikking was, waartegen tussentijds beroep in cassatie niet openstond. Dit was gebaseerd op artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verbinding met artikel 426 lid 4 van hetzelfde wetboek.
De Hoge Raad concludeerde dat [verzoekster] niet-ontvankelijk was in haar cassatieberoep, omdat er geen uitdrukkelijk dictum was gegeven dat het geding omtrent de verzochte faillietverklaring beëindigde. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president D.H. Beukenhorst en de overige raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 22 december 2006.