ECLI:NL:HR:2006:AZ2380
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Recht van gebruik en bewoning in relatie tot rioolaansluitrecht en eigendom
In deze zaak gaat het om een geschil over de aanslag in de rioolrechten van de gemeente Ede voor het jaar 2001, opgelegd aan belanghebbende, die een recht van gebruik en bewoning heeft op een woning. De gemeente Ede heeft een aanslag van € 63,17 opgelegd, welke na bezwaar door het hoofd van de afdeling belastingen is gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag vernietigde. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in cassatie vastgesteld dat de woning eigendom is van A en B, maar dat belanghebbende een recht van gebruik en bewoning heeft. De Verordening rioolrechten 2001 van de gemeente Ede definieert 'eigendom' als een roerende of onroerende zaak. De Hoge Raad oordeelt dat het door belanghebbende gebruikte gedeelte van de woning niet als een afzonderlijke zaak in civielrechtelijke zin kan worden aangemerkt, omdat het niet voldoet aan de voorwaarden voor verticale splitsing van de eigendom. Dit betekent dat de aanslag in de rioolrechten ten onrechte aan belanghebbende is opgelegd.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat het verwijzingshof moet onderzoeken of aan de akte van gebruik en bewoning de juiste werking kan worden toegeschreven, en of er nadere regels zijn gesteld voor de aanslag bij meerdere genothebbenden. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal moeten beoordelen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof.