ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4674
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip onroerende zaak voor de toepassing van de Verordening rioolheffing
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de Verordening rioolheffing van de gemeente Woudrichem. De belanghebbende, eigenaar van de percelen [adres 1] en [adres 2], betwistte de opgelegde aanslagen rioolheffing voor beide percelen. Hij stelde dat er slechts éénmaal rioolheffing verschuldigd was, omdat er geen sprake zou zijn van twee afzonderlijke woningen. De heffingsambtenaar daarentegen verdedigde dat de aanslagen terecht waren opgelegd, omdat er volgens de Verordening sprake was van twee onroerende zaken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de uitleg van het begrip 'onroerende zaak' niet de regels van de Wet WOZ maatgevend zijn, maar de civielrechtelijke betekenis van het begrip. De rechtbank concludeerde dat de percelen [adres 1] en [adres 2] onafhankelijk van elkaar te gebruiken zijn en dat ze als afzonderlijke onroerende zaken kunnen worden aangemerkt. Dit werd onderbouwd met feiten over de indeling en het gebruik van de percelen, waarbij werd opgemerkt dat beide percelen over eigen voorzieningen beschikken en geen gemeenschappelijke ruimten delen.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende op grond van de Verordening rioolheffing voor beide percelen belasting verschuldigd is. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukte dat de rechter niet bevoegd is om de wet op basis van redelijkheid en billijkheid te toetsen, tenzij er sprake is van strijd met internationale verdragen. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.