ECLI:NL:HR:2006:AZ1835
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen omzetbelasting en verzending uitspraak op bezwaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting voor de jaren 1997, 1998 en 1999. De belanghebbende, een vennootschap onder firma (v.o.f.) X te Z, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de daarbij opgelegde boetes. De Inspecteur had de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Het Hof verklaarde de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk, wat leidde tot een cassatieberoep bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten beoordelen of de Inspecteur zijn uitspraken op de bezwaren had verzonden aan de gemachtigde van de belanghebbende, zoals vereist door artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De belanghebbende had gesteld dat de gemachtigde niet op de hoogte was van de uitspraken, wat een schending van dit artikel impliceert. Aangezien het Hof dit aspect niet had behandeld, oordeelde de Hoge Raad dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt het belang van correcte communicatie van uitspraken aan gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures.