ECLI:NL:HR:2006:AZ1658
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Poging tot doodslag en diefstal met geweld in de context van voorwaardelijk opzet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal met geweld. De feiten van de zaak dateren van 27 juli 2004, toen de verdachte de 79-jarige [slachtoffer] overviel in haar woning. De verdachte had zich toegang verschaft door een raam in te slaan en was vervolgens naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan, waar hij haar met geweld probeerde te dwingen haar pincode te geven. Tijdens deze poging heeft de verdachte een kussen op het gezicht van het slachtoffer gedrukt en zijn handen om haar keel gelegd, waardoor zij het gevoel had te stikken. Het slachtoffer heeft zich hevig verzet, maar de verdachte heeft zijn gewelddadige gedragingen voortgezet, zelfs toen de politie arriveerde. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, en dat zijn opzet op de dood van het slachtoffer gericht was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat het Hof de bewezenverklaring voldoende had gemotiveerd. De verdachte werd veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen.