ECLI:NL:HR:2006:AY6204
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Faillissement en rechtspositie van schuldeisers in cassatie
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de gefailleerde vennootschap onder firma Hesco c.s. en de aanvragers van het faillissement, Freudenberg c.s. De aanvragers hebben in hoger beroep erkend dat een kredietverzekeringsmaatschappij, Atradius, in hun vorderingsrechten jegens de failliet is gesubrogeerd. De Hoge Raad behandelt de vraag of het faillissement onbevoegdelijk is uitgelokt en of de appelrechter gehouden is het faillissementsvonnis te vernietigen op basis van de erkenning van de aanvrager. De rechtbank te Amsterdam heeft op 1 februari 2006 het faillissement van Hesco c.s. uitgesproken, waarna Hesco c.s. in hoger beroep zijn gegaan. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 9 mei 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Hesco c.s. hebben cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad oordeelt dat de appelrechter niet gebonden is aan de erkenning van de aanvrager dat hij geen schuldeiser meer is. De rechtspositie van schuldeisers wordt bepaald door de toestand van faillissement, en de appelrechter mag zelfstandig beoordelen of er summierlijk sprake is van een vorderingsrecht van de aanvrager. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het hof.