ECLI:NL:HR:2006:AY6023

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42068
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • D.G. van Vliet
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van btw op diensten en naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de maatschap X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 maart 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 2729, werd opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar maakte. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het indienen van een cassatieberoep door de belanghebbende, waarbij drie middelen werden voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2006 door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers, samen met de vice-president D.G. van Vliet en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Nr. 42.068
11 augustus 2006
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van de maatschap X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 maart 2005, nr. BK 03/00286, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 2729, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, de vice-president D.G. van Vliet, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2006.