ECLI:NL:HR:2006:AY6023
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Herziening van btw op diensten en naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de maatschap X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 maart 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 2729, werd opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar maakte. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het indienen van een cassatieberoep door de belanghebbende, waarbij drie middelen werden voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2006 door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers, samen met de vice-president D.G. van Vliet en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.