ECLI:NL:HR:2006:AX9144
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 juli 2005. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 1997. De Inspecteur had na bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond voor enkele jaren en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, waarbij de navorderingsaanslagen werden verminderd. Belanghebbende stelde vervolgens cassatie in, maar de Hoge Raad moest beoordelen of dit beroep ontvankelijk was.
De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie was aangevangen op zaterdag 30 juli 2005, na verzending van de uitspraak van het Hof op 29 juli 2005. De termijn eindigde op vrijdag 9 september 2005. Het beroepschrift in cassatie was echter pas op maandag 12 september 2005 ingediend, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, omdat belanghebbende niet tijdig had gereageerd, ondanks dat hij de uitspraak pas op 1 augustus 2005 had ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim was geweest.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, en werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2006.