ECLI:NL:HR:2006:AX7370

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42437
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring verzoek om energie-investeringsaftrek-verklaring

In deze zaak hebben de belanghebbenden, X1 en X2, een verzoek ingediend bij de Minister van Economische Zaken om verklaringen in het kader van de energie-investeringsaftrek, zoals bedoeld in artikel 3.42, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De Minister heeft echter besloten deze verzoeken niet in behandeling te nemen. Hierop hebben de belanghebbenden bezwaar gemaakt en beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het College heeft het beroep ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot een cassatieberoep bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de in cassatie bestreden uitspraak van het College beoordeeld. De kern van de zaak betreft de vraag of de Minister de verzoeken om verklaringen terecht niet in behandeling heeft genomen. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet is ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen, zoals vereist volgens artikel 3.42, lid 8, van de Wet. De aangevoerde klacht kan derhalve niet leiden tot cassatie.

De Hoge Raad heeft de proceskosten niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van het College van Beroep voor het bedrijfsleven in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 juni 2006, en de uitspraak is ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

Nr. 42.437
9 juni 2006
LB
gewezen op het beroep in cassatie van X1 en X2 te Z tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 21 juni 2005, nr. AWB 04/602, betreffende na te melden besluiten van de Minister van Economische Zaken.
1. Besluiten, bezwaren en geding voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven
Belanghebbenden hebben bij de Minister van Economische Zaken (hierna: de Minister) een verzoek ingediend om verklaringen als bedoeld in artikel 3.42, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). De Minister heeft besloten deze verzoeken niet in behandeling te nemen.
Tegen de ongegrondverklaring van hun daartegen gerichte bezwaren hebben belanghebbenden beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College).
Het College heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het College is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van het College beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klacht
De in cassatie bestreden uitspraak van het College betreft het niet in behandeling nemen van verzoeken om verklaringen in het kader van de toepassing van de energie-investeringsaftrek. Beroep in cassatie tegen een uitspraak op een beroep betreffende een zodanige verklaring kan op de voet van artikel 3.42, lid 8, van de Wet worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen.
Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van (een van) die begrippen. De aangevoerde klacht kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2006.