ECLI:NL:HR:2006:AW4060
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Herziening van uitspraken in belastingzaken en de toepassing van overgangsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een verzoek tot herziening van eerdere uitspraken van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het verzoek tot herziening was ingediend door belanghebbende X, die zich niet kon vinden in de uitspraak van het Hof van 9 december 2003, waarin zijn verzoek tot herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad heeft de kwestie beoordeeld in het licht van de Wet van 29 oktober 1998 tot herziening van het fiscale procesrecht, die op 1 september 1999 in werking trad. De Hoge Raad oordeelde dat het overgangsrecht van de Wet niet expliciet voorziet in bepalingen met betrekking tot herziening van uitspraken die vóór de inwerkingtreding van de Wet zijn gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat het nieuwe procesrecht, inclusief de mogelijkheid tot herziening, van toepassing is op alle verzoeken tot herziening die na de inwerkingtreding zijn ingediend, ongeacht de datum van de uitspraak waartegen herziening wordt gevraagd. De Hoge Raad verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de toepassing van overgangsrecht zorgvuldig te interpreteren in het kader van herzieningsprocedures in belastingzaken.