ECLI:NL:HR:2006:AW0100
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Conservatoir derdenbeslag op onroerende zaken in het kader van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende conservatoir derdenbeslag op onroerende zaken. De zaak betreft een beklag van klaagster, die zich verzet tegen het beslag dat is gelegd op haar registergoed. De Rechtbank te Amsterdam had eerder het beklag van klaagster ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het beslag niet als conservatoir derdenbeslag kan worden aangemerkt. Klaagster stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat conservatoir derdenbeslag op onroerende goederen niet mogelijk zou zijn en dat niet aan de vereisten van artikel 94a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering was voldaan.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 94a Sv in aanmerking genomen. Dit artikel biedt sinds 1 oktober 2003 de mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen op voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen. De Hoge Raad concludeert dat de wetgever een verruiming van de beslagmogelijkheden heeft beoogd, ook voor onroerende zaken die aan derden toebehoren. Het oordeel van de Rechtbank dat het beslag ten laste van klaagster is gelegd, is niet onjuist of onbegrijpelijk. De Hoge Raad oordeelt dat het middel van klaagster faalt en dat de bestreden beschikking van de Rechtbank in stand blijft.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van klaagster, waarbij wordt opgemerkt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting.