Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
offshore companyingeschreven in het handelsregister van Malta. Interlex Services Ltd. (hierna: Interlex) was destijds de
nominee shareholder(de beheerder van de aandelen). De heer [vader A] (hierna: [vader A] ) en mevrouw [moeder A] (hierna: [moeder A] ) zijn vanaf de oprichting van MIT de
ultimate beneficial owners. De heer [C] (hierna: [C] ) was vanaf de oprichting tot 4 juli 2016 enig bestuurder van MIT. Vanaf 4 juli 2016 is [vader A] enig bestuurder.
Hereby I send you a loan agreement we made between Malt-in-trade and me, maybe you could sign them both and send one back to me. The other one you can keep in Malta.
As agreed between ourselves, you have to provide our company with your formal undertaking that we shall always have first ranking mortgage or lien over the property at [adres 1] , The Netherlands.
Thank you for the letters you gave to my parents.
The reason why you need to write [Mr ... 1] a fax about this subject is because other wise he doesn’t have a client for wich he can act on behalf. I talked to him and explained it but I’m not the client that’s MIT. (….)
Yesterday [C]( [C] , toevoeging rechtbank)
called me and told me that you received a letter from [Mr ... 2] where in he said that you should appoint a lawyer in Holland on behave of MIT.
Important: [A] ’s loan is cancelled, because Malt-in-Trade took the property + exchanged it with a new property in Spain”
[D-2]”.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
énMIT terecht is gekomen en dat [A c.s.] feitelijk de zeggenschap hadden over deze gelden. Hoewel de rechtbank, anders dan de Staat, van oordeel is dat aan deze vaststellingen geen dwingende maar vrije bewijskracht toekomt (het gaat niet om bewezen verklaarde (strafbare) feiten als bedoeld is artikel 161 Rv), acht de rechtbank deze vaststellingen, die zijn gebaseerd op de resultaten van een grootschalig strafrechtelijk (financieel) onderzoek, van zodanig gewicht dat zij op basis daarvan in deze procedure vooralsnog van de juistheid daarvan uitgaat. MIT heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan anders moet worden geoordeeld. Weliswaar wijst zij erop dat de vaststelling dat het wederrechtelijk verkregen voordeel onder andere bij MIT terecht is gekomen in belangrijke mate is gebaseerd op de volgens MIT in twijfel te trekken verklaringen van de heer [X] , maar de rechtbank vindt in het arrest van het hof geen bevestiging daarvoor. Uit het arrest blijkt juist dat [A c.s.] zelf in de ontnemingsprocedure hebben betoogd dat indien wederrechtelijk voordeel zou zijn behaald, dit voordeel ten goede is gekomen aan de spolka’s en/of MIT (en niet aan henzelf).