ECLI:NL:HR:2006:AV6195
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van inverzekeringstelling en doorzoeking in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in verband met een strafzaak in verzekering gesteld, maar de rechter-commissaris oordeelde dat deze inverzekeringstelling onrechtmatig was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond, en dat de resultaten van de doorzoeking van de woning van de verdachte uitgesloten moesten worden. Het hof oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was, ondanks het oordeel van de rechter-commissaris. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat het hof vrij was om zelfstandig een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de doorzoeking, ongeacht het oordeel van de rechter-commissaris. De Hoge Raad oordeelde dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht niet in de weg staat aan deze zelfstandige beoordeling door het hof. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de oordelen van de rechter-commissaris en de zittingsrechter, en bevestigt dat de rechter-commissaris niet altijd de laatste zeggenschap heeft over de rechtmatigheid van bewijs.