ECLI:NL:HR:2006:AV4091
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verduistering en bewijs opzet op wederrechtelijke toe-eigening in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1944 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor verduistering en andere strafbare feiten. De tenlastelegging betrof onder andere het opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen van een rijbewijs dat toebehoorde aan een ander. De Hoge Raad oordeelde dat het begrip 'zich wederrechtelijk toe-eigenen' in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht correct was toegepast. De bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbalen van de politie, toonden aan dat het rijbewijs in de woning van de verdachte was aangetroffen, samen met valse paspoorten en andere gestolen goederen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het rijbewijs had toegeëigend, en verwierp het cassatieberoep van de verdachte. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd.