ECLI:NL:HR:2006:AV0656
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Geschil over gezamenlijk gezag tussen ongehuwde ouders
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een ongehuwde vader en moeder over het gezamenlijk gezag over hun minderjarig kind. De vader heeft op 2 augustus 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar, waarin hij verzocht om een aantekening van gezamenlijk gezag over hun kinderen. De moeder heeft dit verzoek bestreden. De kantonrechter heeft de vader ontvankelijk verklaard en het verzoek toegewezen. Echter, de moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 juni 2005 de beschikking van de kantonrechter vernietigde en de vader niet-ontvankelijk verklaarde in zijn verzoek om gezamenlijk gezag. De vader heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de regel in artikel 1:252 BW, die vereist dat gezamenlijk gezag alleen op gezamenlijk verzoek van ouders kan worden toegekend, een ongeoorloofde beperking vormt van het recht van de vader op toegang tot de rechter, zoals gegarandeerd door artikel 6 lid 1 van het EVRM. De Hoge Raad bevestigde dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag kan verzoeken. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarbij werd vastgesteld dat de moeder, indien het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag wordt ingewilligd, dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J.B. Fleers en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser. De beschikking is openbaar uitgesproken op 28 april 2006.