ECLI:NL:HR:2006:AV0312
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in zedendelict tegen minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd vóór de inwerkingtreding van de Wet partiële wijziging zedelijkheidswetgeving op 1 oktober 2002. De kern van de zaak betrof de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, gezien het feit dat het slachtoffer niet was gehoord in strijd met artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof had geoordeeld dat het artikel van toepassing was, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel onjuist was. Desondanks leidde dit niet tot cassatie, omdat het Hof het verweer van de verdachte dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, terecht had verworpen. De Hoge Raad benadrukte dat de niet-naleving van het hoorrecht niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, vooral omdat het slachtoffer inmiddels alsnog was gehoord. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de verwerping van het beroep en de eerdere veroordeling van de verdachte door het Hof, waarbij hij een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd kreeg.