ECLI:NL:HR:2006:AU9428
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorbedachte raad bij moord
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor moord op [slachtoffer] op 4 april 2003 te Hoogkarspel, waarbij hij met voorbedachten rade handelde. De Hoge Raad bevestigde de vaststelling van het hof dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op zijn besluit om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte had op de ochtend van de moord zijn schietwapen opgehaald en zich voorbereid op de ontmoeting met het slachtoffer, wat duidt op een weloverwogen actie in plaats van een impulsieve daad. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen de gelegenheid had om na te denken over de gevolgen van zijn daad, maar ook dat zijn handelen niet het gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld, en verwierp het cassatieberoep. De verdachte was ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege en kreeg een gevangenisstraf van twaalf jaar opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de tijd en gelegenheid voor een verdachte om na te denken over zijn daden in het kader van voorbedachte raad.