Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
De bewijsvraag
Feiten en omstandigheden
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was aangeklaagd voor het handelen in strijd met artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, na een ernstig ongeval waarbij twee werknemers, [werknemer 1] en [werknemer 2], betrokken waren. Op 12 mei 2016, tijdens onderhoudswerkzaamheden aan verkeersregelinstallaties, werden de werknemers in een hoogwerker geraakt door een passerende vrachtwagen, wat resulteerde in de dood van [werknemer 1] en letsel voor [werknemer 2]. Het hof oordeelde dat de verdachte niet als werkgever kon worden aangemerkt, omdat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de verdachte en de werknemers. De medeverdachte, [medeverdachte], werd ook vrijgesproken, omdat het hof oordeelde dat zij niet nalatig had gehandeld. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij, de nabestaanden van [werknemer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde feit.